InleidingVlak buiten de stad Den Bosch, gelegen aan de weg naar Hintham, moet in de middeleeuwen het leprozenhuis 'Ter Eyendonck' hebben gelegen. Hier, gescheiden van familie en vrienden, sleten de melaatsen uit de stad hun laatste dagen. Veel meer dan dit is over deze instelling niet bekend. Tot op heden is er geen uitgebreid onderzoek verricht naar de Bossche lazerij.Het is onbekend hoe het complex eruit zag. Onbekend is ook wie er woonden en hoevelen er woonden. Wie was belast met de organisatie van het geheel? Wat waren de rechten van de inwoners, wat hun plichten? Hoe waren de bewoners gehuisvest en hoe gingen zij gekleed? Leefden zij in armoede of was de instelling juist welvarend? Hoe werd het geheel gefinancierd en waaraan werd het ingekomen geld besteed? Hoe werden de bewoners gevoed? Ontvingen de melaatsen in het tehuis een gerichte behandeling voor hun aandoening of speciale zorg? Waren zij volledig van de gezonde populatie afgesneden of bleven er ondanks alle isolatie-maatregelen toch contacten met gezonde burgers bestaan? Hoe brachten zij hun dagen door? Zo zijn er nog vele andere vragen te bedenken. Al deze vragen zijn tot nu toe onbeantwoord gebleven. In het gemeentearchief van Hertogenbosch bevindt zich echter de financiële administratie van het Bossche melaatsenhuis. Het is een omvangrijke bron, die een groot deel van de 15e en 16e eeuw beslaat. Per jaar wordt gedetailleerd verslag gedaan van alle inkomsten en uitgaven van het tehuis in geld zowel als in natura. Ondanks het feit, dat delen van de rekeningen ernstig beschadigd en onleesbaar zijn en dat weer andere delen ontbreken, levert de bron toch enorm veel informatie over het Bossche leprozenhuis. Een groot deel van de antwoorden op bovenstaande vragen valt hierdoor te achterhalen. In deze scriptie wil ik proberen om in elk geval een deel van alle onbeantwoorde vragen te beantwoorden. Ik zal me daarbij beperken tot de vijftiende eeuw. Ik heb gebruik gemaakt van de hierboven genoemde rekeningen van het melaatsenhuis. Om veranderingen in de tijd waar te kunnen nemen, heb ik 3 verschillende clusters van telkens 3 tot 4 jaren, verspreid over de 15e eeuw onderzocht. Het betreft de jaren 1420-1423, 1441-1445, 1477-1480. De transcriptie van deze rekeningen heb ik als losse bijlage bijgevoegd. Ik zal op basis hiervan een zo uitgebreid mogelijke beschrijving geven van het leprozencomplex. Verder zal ik een schatting geven van het aantal inwoners, dat de instelling herbergde. Ik zal hierbij aangeven wat de verhouding was tussen gezonden en zieken. Verder zal ik vertellen met welke bezigheden de bewoners hun dagen vulden en wie belast was met de leiding en organisatie. Daarnaast zal ik beschrijven hoe de instelling inkomsten verwierf en hoe het uitgavenpatroon van de melaatsen eruit zag. Ik zal hierbij met name ook aandacht besteden aan het voedselpatroon van de bewoners. De middeleeuwers waren streng gebonden aan een keur aan voedingsschriften, is hiervan iets terug te vinden bij de Bossche melaatsen? Aan het beantwoorden van deze vragen, zal ik het tweede deel van mijn scriptie wijden. Delen van mijn bron zijn helaas ernstig beschadigd of vermist. Bij het beschrijven van de inkomsten zal ik daarom het jaar 1477-1478 buiten beschouwing laten. Bij het schetsen van het uitgavenpatroon zal ik om dezelfde reden de jaren 1420-1421 en 1421-1422 buiten beschouwing laten. Een uitgebreidere beschrijving van de door mij gebruikte bron is te vinden in hoofdstuk X. Hier zal ik tevens toelichten welke onderzoeksmogelijkheden deze bron kan bieden, maar ook welke beperkingen zij mij tijdens mijn onderzoek heeft opgelegd. Voor een goed begrip van het tweede deel van mijn scriptie is het noodzakelijk om eerst enige aandacht te besteden aan enkele algemenere zaken. Hieraan heb ik het eerste deel van | 4 |
deze scriptie gewijd. Om te beginnen zal ik iets vertellen over het ziektebeeld lepra. Daarna zal ik ingaan op het ontstaan en de verspreiding van lepra en van enkele aanverwante aandoeningen, die ongelukkigerwijs chronisch met lepra werden verward. Vervolgens zal ik beschrijven welke opvattingen de middeleeuwse bevolking koesterde over het ontstaan, het behandelen en het voorkomen van melaatsheid. Hierbij zal ik ook enige aandacht besteden aan de opvattingen van de middeleeuwse medische stand. Al eerder is onderzoek gedaan naar het leven van melaatsen in de middeleeuwen. Al eerder ook is onderzoek gedaan naar het functioneren van leprozerieën. De resultaten van deze studies worden beschreven in hoofdstuk VI. Het is noodzakelijk, dat wij ons hierbij realiseren, dat het aantal studies beperkt is en dat vele onderzoekers bovendien hebben voortgebouwd op de veronderstellingen van andere onderzoekers. Hun bevindingen en conclusies echter leiden tot een werkmodel, dat aan de Bossche praktijk kan worden getest. Omdat een deel van deze studie gewijd zal zijn aan de voeding in de Bossche leprozerie, zal ik in hoofdstuk VII vervolgens een overzicht geven van middeleeuwse voedingsgewoonten in het algemeen en van de voedingsgewoonten in het Brabant van de vijftiende eeuw. In de hoofdstukken VIII en IX zal ik daarna een beeld geven van de economische en politieke situatie van de Lage Landen, in het bijzonder van Brabant en 's Hertogenbosch. Tenslotte zal ik, voordat ik over ga tot de beschrijving van het Bossche melaatsenhuis, nog kort een overzicht geven van de organisatie van de armenzorg in de stad 's Hertogenbosch in de vijftiende eeuw. Doctoraalscriptie Geschiedenis, specialisatie Middeleeuwse studies Universiteit Utrecht | 5 |